Grillige Indonesische natuur-uitbeeldingen, de bolle vormen van Arabische moskeeën en de krachtige expressie van Afrikaanse kunstvoorwerpen, hij zoog het allemaal in zich op. In de afdeling toegepaste kunst van het Franse paviljoen zag hij vervolgens hoe eigentijdse kunstenaars zich door het exotische hadden laten inspireren. Colenbrander legde een artistiek reservoir aan waar hij zijn leven lang uit zou putten.
De juiste man
Von Gudenberg zoekt voor zijn nieuwe onderneming een creatief iemand die kan ontwerpen en tekenen. De eigenzinnige Theo Colenbrander lijkt hem de juiste man voor deze taak.
Lees verder:
Een jaartje later verlaat Von Gudenberg Delft alweer om in Den Haag een eigen plateelbakkerij te starten. Veel stelt de nieuwe firma niet voor: een paar gemetselde oventjes in een leegstaand pandje. Wilhelm Wolffs rechterhand in de kleine onderneming is zijn Delftse studiegenoot Daniël Harkink, die vooral op technisch gebied goud waard bleek te zijn. De eerste producten zijn in de stijl van het oude Delfts Blauw.
Paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1867 in Parijs
Klaas V
Wilhelm Wolff Freiherr von Gudenberg
Toch was het juist in Den Haag dat een artistieke industrie op gang kwam die wereldfaam zou verwerven. Wilhelm Wolff Freiherr von Gudenberg was de motor. Zijn adellijke naam doet niet vermoeden dat hij zoon was van een aardewerkfabrikant die zowel door studie als door werkervaring werd voorbereid om in papa’s voetstappen te treden. Wilhelm Wolff volgde daartoe in 1882 een cursus aan de Polytechnische School in Delft. Hij trad zelfs voor korte tijd in dienst bij De Porceleyne Fles, niet voor het loon, maar om de kunst af te kijken.
Den Haag was in het laatste deel van de negentiende eeuw niet de plaats waar ‘het’ gebeurde. De bloei van de Haagse School was over zijn hoogtepunt heen en de lokale ontwikkelingen in de kunsten misten overtuigingskracht. De hippe scène verplaatste zich van de hofstad naar de hoofdstad. In Amsterdam werd volop geëxperimenteerd en gediscussieerd en daar ontwikkelden zich nieuwe opvattingen over wat kunst was en diende te zijn. De kunstenaar kreeg een maatschappelijke rol toebedacht. Zijn kunst moet dienstbaar zijn, ook aan het volk. De lager bedeelden moesten uit hun fysieke en geestelijke armoede worden ontheven en kunst en vormgeving moesten daarin het voortouw nemen of op zijn minst hun steentje bijdragen. Zo ontstond in Amsterdam de geëngageerde stroming die we nu kennen als de Nieuwe Kunst.
Rozenburg (tot circa 1914)
pagina 1