Excellentie,
Wij ontvingen Uwe geëerde missive van 1 dezer.
Uw voorstel om een schotel te maken, die betrekking heeft op het tienjarig feest van het Fascisme hebben wij ernstig in overweging genomen, doch zijn wij tot de slotsom gekomen, hoe zeer ons zulks ook spijt, dat wij U in dit opzicht moeten teleurstellen.
Als fabriek hebben wij namelijk op het gebied van actueele godsdienstige en politieke kwesties de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht te nemen en ons te hoeden voor uitingen, die andersdenkenden zouden kunnen ontstemmen. Bewaren wij m.a.w. niet een strikte neutraliteit, zoo stellen wij ons bloot aan allerlei kritiek, die in hare gevolgen voor ons bedrijf ongewenscht is en ernstige consequenties kan hebben.
Een aanbieding door de “Porceleyne Fles” van een schotel, als door U bedoeld, resp. de tentoonstelling daarvan, zou uit den aard der zaak niet buiten de pers te houden zijn en wij kunnen ons voorstellen, dat ons deswege van andere zijden, waar men met het Fascisme niet sympathiseert, verwijten zouden kunnen treffen, vooral omdat men ons uit die kringen ook wel voorstellen in denzelfden geest gedaan heeft, waarop wij evenmin zijn ingegaan.
Wij vertrouwen, dat U het na deze uiteenzetting met ons eens zult zijn, dat het niet in het belang onzer fabriek is, zoo wij aan het Museum den bewusten schotel zouden aanbieden en dat U het ons dus ten goede zult houden, zoo wij U in dezen teleurstellen.
Met de meeste hoogachting teekenen wij,
Uw dwe,
Van der Hoop (13)
Brief uit
Nationaal Archief
Medewerking of niet
Wie zijn er allemaal door Patijn of door Visser benaderd om bij te dragen? Een van de bronnen hiervoor is de verzendlijst van het keramiek. Het Rijksmuseum nam begin 1933 de verzending op zich en beschreef nauwkeurig wat er in de benodigde 9 kisten was verpakt en waar het vandaan was gekomen. De donerende instellingen waren:
Het Rijksmuseum te Amsterdam,
Museum van Oudheden te Groningen,
Museum het Princessehof te Leeuwarden,
De Porceleyne Fles te Delft en
Het Gemeentemuseum Den Haag
Zijn er ook organisaties benaderd die voor de eer hebben bedankt?
In het archief van het Nederlands gezantschap te Rome vinden we geen kladversies of doorslagen van eventuele brieven die Patijn aan de potentiële schenkers heeft verstuurd. Wél vinden we enkele schriftelijke antwoorden op zijn verzoek. Eén ervan is van de N.V. Tichelaars Kleiwarenfabrieken te Makkum:
In ieder geval is duidelijk dat Patijn zelf Tichelaar en dus waarschijnlijk ook de andere instanties heeft aangeschreven. Helaas is dit schrijven nergens bewaard gebleven. Op het kortingsvoorstel ging Patijn niet in en daarmee viel deze fabriek af. Uit de eerder vermelde brief van hoofdambtenaar Visser weten we dat ook het Museum Lambert van Meerten zich excuseerde. Dat brengt de som op tenminste 7 benaderde instanties waarvan er 5 dus daadwerkelijk hebben bijgedragen.
Voor het verloop van Patijns loopbaan was het waarschijnlijk gunstig – zo niet vitaal - dat dit bord nooit is gemaakt. De kennis over zijn fascistische sympathieën bleef zo voorbehouden aan een kleine kring. Colijn zal er niet van op de hoogte zijn geweest toen hij Patijn in 1937 uitnodigde voor de post van minister van Buitenlandse Zaken in zijn kabinet. Het is de vraag of bij hem wél een lichtje is gaan branden toen Patijn begin 1938 de Nederlandse regering compromitteerde door de Italiaanse bezetting van Abessinië te erkennen.
Politieke motivatie?
Van een politieke motivatie om wel of niet mee te doen lijkt er bij de betrokken musea - in de bewaarde correspondentie althans - geen sprake te zijn. Politiek bewustzijn was er daarentegen wel bij de Porceleyne Fles, de enige fabriek die meedeed. We lezen het uit een brief van directeur M.C. van der Hoop aan Patijn van 4 november 1932. Deze brief is interessant genoeg om in zijn geheel weer te geven:
pagina 4