Terug naar Faenza
Na deze zijstap is het tijd om terug te keren naar het verhaal over de schenking aan Faenza.
‘Zoojuist ontvang ik Uw zeer sympathiek schryven en zou niets lievers doen dan daar in vette letters myn naam onder te plaatsen maar _________ ik heb my tot regel gemaakt my nooit in binnen- of buitenlandse politiek te mengen en zulks om zeer goede redenen. Met de buitenlandsche autoriteiten moet ik voor myn tentoonstellingen steeds op behoorlyken voet staan, wil ik iets gedaan krygen. Voor de tentoonstelling in Mei komen de twee beste schilderyden (sic) uit de Pruisische musea. Wat de binnenlandsche politiek betreft, die laat my volkomen koud. Ik heb nog nooit geweten op wien ik stemmen moet.
U zult my dus moeten verontschuldigen, hoezeer ik Uw poging op zich zelf ook waardeer.’
Of het al niet genoeg is, schrijft Schmidt Degener onder de brief nog een naschrift:
‘Het Ryksmuseum heeft aanvragen loopen by de fascisten te Rome en by de Sovjet-menschen te Moskou. Er is voor ons geen voordeel deze heeren in ’t harnas te jagen door uitingen over hun binnenlandsche politiek.’
Schmidt Degener beschouwt de collectie porselein van het Rijksmuseum,
fotograaf onbekend
De afwijzing in de brief van De Porceleyne Fles (pagina 4) is goed te begrijpen. ‘Blijf op veilige afstand van het politieke krachtenveld’ zou een devies van vele handelsfirma’s kunnen zijn. Het weerhoudt de Aardewerkfabriek er overigens niet van alsnog een schenking te doen.
Charley Toorop
Hoe opportunisme een zaak van alle tijden is wordt meedogenloos duidelijk uit een brief die we in het archief van het Rijksmuseum tegenkwamen. Het betreft een antwoord van Schmidt Degener aan schilderes Charley Toorop. Zij had de museumdirecteur uitgenodigd om een manifest te ondertekenen van het Comité tot bestrijding van de Jodenvervolging. Schmidt Degener antwoordt haar op 15 april 1933:
pagina 5