Cornelia Breetvelt-De Mée poserend met plateel en penseel, circa 1890.
Afbeelding uit de catalogus 'Porceleinfabriek De Kroon',
met dank aan Museum Gouda.
Kunst toegepast op Nijverheid
In 1877 werd in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam de tentoonstelling ‘Kunst toegepast op Nijverheid’ georganiseerd. Zoals de titel al verraadt werd hier een link gelegd tussen handwerk en kunst. Vrouwen hadden er een aparte afdeling én taak toegewezen gekregen. Kunstzinnig vrouwenhandwerk – zo stelde men - kon een grote invloed hebben op de kunstzin van het volk. Het was dus niet alleen mooi, het was ook belangrijk.
In 1898 werd in Den Haag de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid gehouden. Voorafgaand aan het evenement waren de werkomgevingen in kaart gebracht waar vrouwen professioneel actief waren in de nijverheid, kunstnijverheid, handel en industrie. Een soort van beroepenoverzicht was het resultaat. Het gros van de getoonde werkvelden betrof uitvoerend werk, want zelden waren vrouwen betrokken bij het ontwerp van datgene wat ze uitvoerden. Thuiswerk werd getoond zoals kantklossen en garnalen pellen naast het werk dat vrouwen in bijvoorbeeld spinnerijen, steen- en tapijtfabrieken verrichtten. Om het een en ander aanschouwelijk te maken waren hele werkplaatsen nagebouwd. De tentoonstelling was met 90.000 bezoekers een enorm succes en een ‘eye opener’. Zij schudde de vrouwen wakker en stimuleerde hen tot het oprichten van nieuwe - op de belangen van de vrouw gerichte - instellingen, verenigingen en activiteiten.
onthutsend
Voor lang niet iedereen was de arbeidsparticipatie van vrouwen een uitgemaakte zaak en sommige fabrieken brachten het liever niet naar buiten dat hun producten met vrouwenhand waren vervaardigd. De Porceleyne Fles in Delft mag als voorbeeld gelden. Als enige firma uit de aardewerkindustrie was zij aangeschreven met de vraag of ze in de tentoonstelling wilde participeren. De reactie van de keramiekfabriek op het verzoek was onthutsend. Het meisjesatelier was per direct opgeheven en er waren geen vrouwen meer in dienst. Of het waar was of niet, twee jaar later (in 1900) was de Porceleyne Fles present op de Wereldtentoonstelling in Parijs met een omvangrijke collectie vernieuwend aardewerk. Het roer was blijkbaar om want de fabriek liet onverholen blijken dat zowel mannen als vrouwen aan het werk hadden bijgedragen. Vanaf 1900 zien we het aantal vrouwen met name onder de plateelschilders in de Nederlandse aardewerkfabrieken groeien.
Cornelia du Mée
Een vroeg voorbeeld van de relatie vrouwen en aardewerk zien we in 1888, al gaat het hierbij om beschildering en niet om vormgeving. Op een tentoonstelling in Den Haag exposeerde Cornelia du Mée met veel succes haar ornamentschotels. Haar schilderwerk werd van een geheel andere orde geacht dan die van de andere inzendingen. De Mée had dan ook gestudeerd aan de Haagse Academie van Beeldende Kunsten en verdiende haar brood als plateelschilderes. Haar carrière was aanvankelijk van korte duur. Ze trouwde met de bekende ontwerper en plateelschilder Henri Breetvelt (1868 - 1923) om zich vervolgens op het huishouden te richten. Maar, van 1906 - 1909 had zij de draad in ieder geval weer opgepakt. Samen met haar echtgenoot was ze actief voor Porceleinfabriek De Kroon.
Vrouwelijke vormgevers in de aardewerkindustrie
Pagina 2