Beginjaren

Gropius en consorten hadden grootse plannen met het Bauhaus, ook met de opleiding op zich. Helaas waren die vaak niet in overeenstemming met de financiële mogelijkheden. Na de oorlog was er veel armoede. Het instituut had nauwelijks budget en veel leerlingen leefden onder het bestaansminimum. Van goed geoutilleerde ateliers was geen sprake en dat gold zeker voor de keramische afdeling. In een lokale haardenfabriek was een werkplaats ingericht met niet meer dan een draaischijf, een grote tafel en een kist met klei.

Bauhauswerkstatt Dornburg circa 1920
fotograaf onbekend,
foto met dank aan
Keramik-Museum Buergel




btn vooruit
naar pagina 3:
btn home
achteruit
Dornburg

In het voorjaar van 1920 heeft Gropius goed bericht. In het dorpje Dornburg heeft hij de ideale vakman (Töpfermeister) gevonden: Max Krehan. Krehan was een van de laatste meester-pottenbakkers in Thüringen. Het ging zijn atelier voor traditioneel boeren gebruiksaardewerk niet goed, niet doordat de consument er zijn neus voor ophaalde, maar door de stijging van brand- en grondstoffenprijzen.  Zijn producten waren te duur geworden.




Lindig & Bogler

Het vijftal oefende in het draaien van eenvoudige mokken en kruiken, traditionele boerse volkskunst die qua vormgeving ver af staat van de producten die wij met Bauhaus associëren. Alleen bij de decoratie mochten de leerlingen los gaan. Dankzij de goedkope arbeidskrachten die zij voor het atelier waren, konden de producten goedkoop worden aangeboden. Ze werden geliefd, zelfs bij de collega-studenten in Weimar. De pottenbakkerij en de weverij waren de eerste Bauhaus-afdelingen die geld in het laatje brachten. Naarmate de leerlingen vaardiger werden in het omgaan met de klei, kregen ze meer ruimte om te experimenteren.
Nieuwe leerlingen meldden zich. In 1920  begonnen Otto Lindig en zijn zwager Theodor Bogler de keramiekopleiding. Bogler deed in 1922 zijn ‘Gesellenprüfung’ en kort daarna namen hij en Lindig samen de technische leiding van de werkplaats op zich.

Kitty van der Mijll Dekker

Al bestond Das Bauhaus hooguit 14 jaar, het instituut bereikte wereldfaam en was van onschatbare waarde voor de ontwikkeling van de toegepaste kunst en architectuur. Slechts 8 Nederlanders hebben aan Das Bauhaus gestudeerd, waarvan er maar één de opleiding heeft afgerond: de textielontwerpster Kitty van der Mijll Dekker. De anderen studeerden er voor kortere tijd architectuur en een paar fotografie; geen was keramist.


Het Bauhaus maakte zich hard voor sociale vernieuwing. Evenals de oudere Arts and Crafts Movement in Groot Brittannië schreef men een belangrijke rol toe aan een herwaardering van het handwerk. Dit uitgangspunt kwam al snel ter discussie te staan. Juist door industriële toepassing konden de producten van het Bauhaus beschikbaar komen voor de minder vermogenden. Er volgde een periode waarin het experiment centraal stond, met als voornaamste doel het ontwikkelen van een nieuwe industriële productvormgeving. Vanaf 1928 verschoof de focus richting architectuur, stedenbouwkundige ontwerp en kwam ook fotografie meer op de voorgrond.





Kitty van der Mijll Dekker in haar atelier in Nunspeet circa 1935
foto collectie TextielMuseum Tilburg

De eerste vijf studenten

Krehan vertikte het om naar Weimar te verhuizen, maar hij had in Dornburg zijn eigen werkplaats én hij kon ter plekke voor onderdak voor de studenten zorgen. Formmeister Marcks stemt met de verhuizing in. Hij ziet een beetje distantie van het linksgeoriënteerde Bauhaus wel zitten. In Dornburg hoopt hij met de studenten een eenvoudige, antiburgerlijke gemeenschap tot stand te kunnen brengen. Met 5 studenten gaat de nieuwe afdeling van start. Allen moesten tekenen voor twee jaar, volgens Marcks de minimale tijd om het vak te leren. En zo vertrokken Marguerite Friedlaender, Else Möglin, Lydia Foucar, Gertrud Coja en Johannes Driesch naar Dornburg.

Vorkurs

In de beginjaren predikte Bauhaus een terugkeer naar de wortels van het ambacht. Voor de keramiekafdeling betekende dit: de handen in de klei en de voet op de schopschijf. Maar zonder een bekwame docent kwam daar weinig van terecht. Iemand moest er komen die de studenten de technische vaardigheden van het draaien, glazuren en bakken kon bijbrengen. Gropius werd gewezen op het zieltogend bestaan van het traditionele Thürings aardewerk. Hij zag er wel wat in. De leerlingen konden ermee aan de slag en waarschijnlijk zou zijn reddingspoging voor deze volkskunst op subsidie kunnen rekenen.


Voorjaarseditie 2019

Bauhaus, pagina 2


 




 

laatste editie

eerdere edities

serviezendomein.nl

archief

alle onderwerpen

overzicht serviezen

tijdbalk

ontwerpers

producenten