Eva Zeisel
Ronduit euforisch wordt schrijfster Wilhelmina C. Blomberg wanneer zij in juni 1949 in Onder de loup een servies van de Amerikaanse ontwerpster Eva Zeisel bespreekt. Niet alleen het eindresultaat vindt zij ‘af’, ook de wijze waarop het servies tot stand is gekomen doet haar hart sneller tikken:
‘De ontwerpster heeft bij de tot stand koming van dit servies samengewerkt met een huisvrouwenvereniging in Amerika, die het keurde op practisch gebruik en met het Museum of Modern Art dat zich bezig hield met de vormgeving ervan.’
Video
Er staat een video uit 2001 op het internet over Eva Zeisel waarin zij zelf (ze moet toen al de honderd gepasseerd zijn) haar carrière en haar werk bespreekt: http://www.ted.com/talks/eva_zeisel_on_the_playful_search_for_beauty.html
lees verder op : Goed Wonen pagina 4
Niet analyseren
Zeisel wist haar publiek te bekoren zuiver met de schoonheid van haar vormgeving. En dat sprak aan binnen de gelederen van Goed Wonen.
‘Er is geen kleur gebruikt, geen versiering van randjes, bloemetjes of wat dan ook. Alles wat niet direct te maken heeft met het gebruik is weggelaten. We zouden dus kunnen zeggen: het is alleen maar practisch. Maar ondertussen geeft de ontwerpster juist door de vormgeving van haar ontwerpen ons heel wat meer. We kunnen het aanvoelen, maar niet analyseren, en dat is ook niet nodig.’
vertrouwd gevoel, omgekeerd vragen de onregelmatige en meer willekeurige vormen van ons een grotere geestelijke inspanning. We zijn er niet direct mee vertrouwd, ze zijn moeilijk te herkennen en geven ons daardoor een gevoel van onzekerheid.
[…] De genoemde regelmatige vormen zijn de grondvormen van iedere schepping, zowel in de natuur als van de mens. Zij zijn ook de basis van onze schoonheidsbepaling.’
Afwijken van de basisvormen mocht, maar kon alleen succesvol zijn wanneer het doel of het gebruik van het object dat dicteerde. Dat op bovenstaande redenatie wel wat valt af te dingen begreep ook de redactie. ‘Wanneer is iets mooi’ werd vervangen door ‘Wanneer vinden wij iets mooi’ en werd een soort rubriek over schoonheidsbeleving.
Keramische Industrie Fris uit Edam
Eveneens in nummer 1 van de 2e jaargang vinden we een bespreking van het serviesgoed van de Keramische Industrie Fris uit Edam. In de rubriek ‘Onder de loupe’ vraagt ene Hein Salomonson zich af hoe het toch komt dat de productie van wangedrochten onstuitbaar is. Vervolgens omschrijft hij de voldoening wanneer het nu eens wel goed gaat:
‘[…] Een voorbeeld van zo’n succes is de productie van de Keramische Industrie Fris. Naar ontwerpen van W.H. de Vries maakt deze fabriek aardewerk dat goed van kleur en kwaliteit is en in de vorm juist die dosis verrassing verbergt welke voor het dagelijks gebruik noodzakelijk is. […] Een eetservies heb ik in deze serie nog niet gezien, maar het is te hopen dat er uit deze samenwerking spoedig een tevoorschijn zal komen.’
(pagina 14 en 15)
Salomonson kreeg zijn zin. Als uitbreiding op het theeservies uit 1948 bracht Fris in 1950 het servies ‘Edam’ op de markt. Uiteraard voldeed het aan alle wensen van Goed Wonen en we zien het dan ook al snel afgebeeld in het tijdschrift.
De vraag ‘Wanneer is iets mooi’ houdt natuurlijk de gemoederen bezig. Wanneer je de massa van jouw smaak wilt overtuigen is het handig om argumenten daarvoor bij de hand te hebben. In 2e jrg. nr.1 (februari 1949) wordt een theorie van de schoonheid op het publiek los gelaten:
‘Van de vormen die wij zien zijn er enkele die we gemakkelijk kunnen herkennen en onthouden. Dat zijn de regelmatige, die in hun eenvoudigste gedaante overeenkomen met het vierkant, de driehoek en de cirkel. […]Goed Wonen
Pagina 3