Maria Hobbel-Van Harten aan het werk.
Afbeelding uit De vrouw en haar huis, Nr. 2, juni 1922.
Fotograaf onbekend.
Courtesy Textielmuseum Tilburg
Met ‘moeilijke pad’ lijkt de journaliste te doelen op de slechte verkoopresultaten die de pottenbakkerij ten tijde van het artikel boekt. Twee van de drie personeelsleden moeten worden ontslagen: haar assistente en een klei-jongen. Alleen een werkman kan ze aanhouden.
Thera Hofstede Crull heeft tenminste drie serviezen uitgebracht. Een staat in het Stadsmuseum in Doetinchem een ander staat afgebeeld bij het bovengenoemde artikel uit 1931 in De Katholieke Vrouw, en een derde vinden we in het tijdschrift Het Landhuis van 2 maart 1932.
Lees verder over vrouwelijke vormgevers in de aardewerkindustrie
In de jaren dertig ontspruiten her en der in het land kleine ateliers van vrouwelijke kunstpottenbakkers. Doorgaans werkten de dames solistisch of geholpen door hooguit een paar medewerksters. De producten zijn vaak eenvoudig en functioneel met als eigentijdse elementen de toepassing van geometrische vormen en de gebruikte glazuren.
In het tijdschrift De vrouw en haar huis verschijnt in 1922 een reeks artikelen onder de titel 'Pottenbakken als beroep voor vrouwen’ van de hand van aankomend pottenbakster Sophie Verrijn Stuart. Een van haar collega's die zij aan bod laat komen is Maria Hobbel-van Harten.
Thera Hofstede-Crull:
koffieservies,
Stadsmuseum Doetinchem
De Katholieke Vrouw
In het tijdschrift De Katholieke Vrouw van 23 mei 1931 signaleert redactrice L. Kroese-Grégoire dat het werk van vrouwelijke pottenbakkers bijzonder de aandacht trekt. Ze noemt met name Mevrouw Hobbel-Hartinck als pionier op dit gebied en Lea Halpern. Uitgebreid staat ze vervolgens stil bij Thera Hofstede-Crull en niet ten onrechte. Hofstede-Crull heeft naast ander fraai aardewerk ook bijzonder serviesgoed gemaakt.
Thera Hofstede-Crull
Ook Hofstede-Crull had zich goed op haar vak voorbereid. Zij studeerde (eveneens) bij Nienhuis en stroomde door naar de Goudse Kleischool. Haar meeste collega’s vonden vervolgens hun weg naar een stageplaats binnen een van de Goudse pottenbakkerijen, maar Thera vertrok voor een jaar naar Keulen om daar te studeren aan de Werkschule. Terug in Nederland start zij in Doetinchem haar eigen pottenbakkerij De Ooijman op, niet als ZZP-er, maar met een kleine staf. Ze produceert daar eigentijds aardewerk. L. Kroese-Grégoire formuleert het poëtisch:
‘Voor mij vertoont haar werk eene gelukkige verwantschap met dat onzer uitnemende Nederlandsche pottenbakkers. Zij lijkt vrij uit te gaan van hetzelfde hoog-artistieke niveau en het rechte doch moeilijke pad der schoonheid met groote eerlijkheid te bewandelen.’
Maria Hobbel-van Harten
Hobbel-van Harten leerde het vak van haar man. Nadat de kinderen uit de luiers waren kreeg ze zin om ook zelf met klei in de weer te gaan. Het werd een passie die alle tijd die haar huishouden haar liet in beslag nam. Ze verloochende haar rol van praktische huisvrouw niet. Maakte haar man vooral siervazen en schalen, mevrouw Hobbel-van Harten legde zich toe op eenvoudige gebruiksvoorwerpen voor thuis. Verrijn Stuart schreef:
'Zij wil eenvoudige voorwerpen geven, zonder overbodige versiering, maar van goeden vorm en met glazuur, die technisch aan alle eischen voldoet.'
Vrouwelijke vormgevers in de aardewerkindustrie
Pagina 5